Zomers schelpenonderzoek

Mijn naam is Leonie Tasma. Ik studeer geschiedenis en kunstgeschiedenis aan University College Roosevelt in Middelburg. Tijdens de zomer doe ik een onderzoekstage bij het Zeeuws maritiem muZEEum. De schelpencollectie van het muZEEum zal ik in juli gaan onderzoeken. Om geïnteresseerden een kijkje achter de schermen te geven, zal ik de voortgang bijhouden in een blog.

schelp uit de Kalbfleisch-collectie met adelaar en Amerikaanse vlag

Kalbfleisch-collectie

De verzameling schelpen bestaat uit ruim vijfhonderd objecten.Op sommige is een afbeelding te zien, zoals deze arend met een vlag. In 1914 schonk Cornelius Adriaan Kalbfleisch de collectie aan het museum. Kalbfleisch was een gemeenteraadslid van Vlissingen en directeur van het voormalige gemeentemuseum.

Tijdens dit project onderzoeken we het ontstaan van de collectie en ronden we de registratie af. Zodra we alle schelpen hebben geregistreerd, is informatie over elk object online te vinden. Voor het onderzoek is het belangrijk om er achter te komen hoe oud de verzameling is, hoelang de collectie zich bevond in Vlissingen en of het eventueel al lang in de handen was van Kalbfleisch’ familie. Verder zal ik proberen de schelpen te identificeren.

Ben je nieuwsgierig naar het onderzoek? Ik houd je wekelijks op de hoogte via deze blog.

De eerste week

11 juli 2022 - De afgelopen week is het onderzoeksproject van de Kalbfleisch schelpencollectie van start gegaan. De dozen met schelpen zijn we beetje bij beetje aan het doorlopen (foto boven rechts). Hoewel het merendeel van de collectie uit schelpen bestaat, horen er ook een aantal andere voorwerpen bij. Versteende koralen, schedels van vissen en snavels van vogels waren ook interessant voor de verzamelaar. Op de grote foto zijn voorbeelden van koraal, snavel en zelfs een schildpaddenschildje te zien. De mooie randen aan de binnenkant van een nautilusschelp is ook goed zichtbaar bij deze halve schelp (nr. 24605).

Samen met de vrijwilligers zijn we begonnen met het registreren en fotograferen van de objecten. Dit betekent dat we elk voorwerp opmeten, een uniek objectnummer geven en samen met dat nummer fotograferen (foto midden rechts). Op die manier blijft ook digitaal duidelijk hoe elk object eruit ziet en met welk nummer we het kunnen benoemen.

Een verzamelaar of beheerder van de collectie heeft een gedeelte van de schelpen voorzien van een label met een Latijnse wetenschappelijke naam. Soms is de tekst zo vervaagd dat het onleesbaar is geworden. Maar het etiket op deze tijgerkaurie (foto rechts onder) is nog goed te ontcijferen: Cypraea tigrina Lmk. De eerste twee woorden verwijzen naar het geslacht en de soort van de schelp. Met de laatste afkorting wordt de Franse natuuronderzoeker Jean-Baptiste de Lamarck bedoeld. Hij is blijkbaar degene die de schelp zo genoemd heeft. Zoals wel vaker gebeurt, is deze naam in de loop van de tijd veranderd. Als je de schelp nu wilt opzoeken, kun je de naam Cypraea tigris Linnaeus,1758 gebruiken. Deze is in 1758 door de Zweedse plantkundige Carl Linnaeus aan de schelp gegeven.

De tijgerkaurie is een algemeen bekende soort van de kauries, die ook wel porseleinslakken worden genoemd. Ze zijn erg populair onder verzamelaars dankzij hun gladde, glimmende vorm die aan porselein doet denken.

collectie Kalbfleish: schelpen, een snavel, koraal
inhoud van een doos collectie Kalbfleish
manier van fotograferen collectie Kalbfleisch
tijgerkaurie uit collectie Kalbfleish

De tweede week

Na twee weken zijn we dankzij de vrijwilligers flink opgeschoten met het registreren van de schelpen. Naast het identificeren van de schelpen zoek ik ook naar informatie over het leven van de schenker, Cornelis Adriaan Kalbfleisch (portret). Deze wethouder was een van de vier oprichters van het stedelijk museum Vlissingen. Behalve de schelpencollectie heeft hij nog veel meer geschonken aan het museum. Bijvoorbeeld gedenkpenningen, oude munten en de boeken over Natuurlijke Historie van de plantkundige Carl Linnaeus.

Veel documenten over C.A. Kalbfleisch kon ik vinden op de website van het Zeeuws Archief. De oude foto van de muziektent op boulevard Evertsen is beschikbaar op de Beeldbank (grote foto). Het is moeilijk te zien, maar Kalbfleisch zit rechts van het kruisje aan een tafeltje met een andere wethouder. Verder heeft het Zeeuws Archief een groot aantal van memories van successie, inclusief de akte die is opgemaakt na het overlijden van Kalbfleisch (foto van het papier).

Deze memories waren bedoeld om de erfbelasting te berekenen. Alle bezittingen die hij achterliet aan zijn vrouw Helena Elisabeth van de Sande zijn hier opgeschreven. Zo weten we dat hij zeven huizen en erven bezat en effecten van onder andere het Witte Kruis en Stoomtram Walcheren. Deze informatie is voor iedereen toegankelijk, dus als je nieuwsgierig bent naar dit document, kun je het lezen via deze link: https://hdl.handle.net/21.12113/048FC364C7524CCF965C86F43F65BAFE.

Voordat Kalbfleisch zijn werk bij de gemeente Vlissingen begon, was hij een goud- en zilversmid. Hij volgde hiermee in de voetsporen van zijn vader, grootvader en overgrootvader. De laatste, Johan Hendrik Kalbfleisch (1762-1825) was naar Vlissingen verhuisd en sindsdien is de familie hier blijven wonen. C. A. Kalbfleisch’s vader, Adriaan Marinus Kalbfleisch (1816-1867), heeft de collectie grotendeels bijeengebracht. Hij zou dus ook degene kunnen zijn die de etiketten aan de schelpen heeft toegevoegd, om elke soort netjes vast te leggen (zie foto).

muziektent op de boulevard in Vlissingen
C.A. Kalbfleisch, zwart-wit portret
Memorie van succesie van Kalbfleisch
naamkaartjes schelpen collectie Kalbfleisch

De derde week

Tijdens de registratie zijn we de schelpen allemaal langsgelopen en bekend mee geraakt. Heel wat schelpen zijn echter losgeraakt van hun etiket. Daarom zijn we deze week begonnen met het herkennen en sorteren van de schelpen. Hiervoor ben ik op zoek gegaan naar schelpenkenners die hier veel kennis en ervaring over hebben opgedaan. Als eerste kwamen Freddy van Nieulande en Herman Nijhuis langs bij het muZEEum. Zij zijn twee conservatoren van het Zeeuws Genootschap die gaan over de afdeling mollusken, ofwel weekdieren. Al snel konden zij het geslacht en de soort van een aantal schelpen herkennen. Alle ruim vierhonderd schelpen benoemen zal echter nog veel tijd kosten. De verzamelaar had waarschijnlijk zijn eigen systeem voor de collectie. Maar na zoveel jaren is daar niets meer van te zien en liggen de schelpen door elkaar heen. We hebben dus het advies van de conservatoren opgevolgd om vergelijkbare schelpen bij elkaar te brengen. Een familie is onderverdeeld in een heel aantal soorten schelpen. Elke soort heeft net weer een ander patroon, vorm en kleur. Zo kun je ze van elkaar onderscheiden.

In deze verzameling zijn van sommige families heel veel soorten te vinden. Bijvoorbeeld de porseleinslakken, kegelslakken, vleugelhorens en tonslakken zijn grote groepen die we konden samenvoegen. In de toekomst is het zo makkelijker om de goede naam van elke individuele soort schelp te vinden. 

De tweede expert, Gerrit De Zeeuw, sprak ik in zijn schelpenmuseum in Zaamslag. Wat bij hem begon als een hobby, is in de loop van de tijd heen uitgegroeid tot een museum. In zijn enorme verzameling waren veel schelpen uit de Kalbfleisch-collectie te herkennen. Behalve schelpen heeft hij ook zee-egels, zeesterren, opgezette dieren, en opgravingen van dieren of gebruiksvoorwerpen uit Zeeland. De Zeeuw opent het museum sinds kort alleen op afspraak, maar een bezoek kan ik zeker aanraden. 

schelpencollectie
Herman Nijhuis op bezoek om te helpen bij de schelpencollectie
losgeraakte kaartjes Kalbfleisch-collectie
schelpencollectie De Zeeuw

De vierde en laatste week

Veel over de schelpen en de verzamelaar van deze collectie is onduidelijk. We weten ook niet goed wat er na 1914 met de collectie in het museum is gebeurd. De afgelopen weken heb ik daar iets meer over gevonden. Wethouder C. A. Kalbfleisch besloot de verzameling aan het museum te geven tijdens de verhuizing in 1914. Daarvoor was de Oudheidkundige verzameling opgeslagen in de Gevangentoren. Omdat deze plek eigenlijk te vochtig was voor de museumobjecten, werd alles verplaatst naar het nieuwe gebouw, Bellamypark 19.

In ditzelfde jaar schonk Kalbfleisch ook enkele boeken aan het museum. Een paar van deze zijn 18e-eeuwse boeken gaan over schelpen. Een voorbeeld is D'Amboinsche Rariteitkamer van Georgius Everhardus Rumpius uit 1705. Rumpius beschrijft in zijn boek de kenmerken van schelpen, hun Nederlandse en Latijnse namen en hoe ze het best schoon te maken zijn. Helaas zijn deze boeken van Kalbfleisch kwijtgeraakt door de jaren heen. De Zeeuwse Bibliotheek heeft nog wel andere kopieën ervan (foto). Heel wat soorten uit de verzameling zijn ook te vinden in dit boek, zoals deze tritonshoren (foto's).

Negen jaar later worden de schelpen weer genoemd bij de heropening van het Stedelijk Museum in 1925. Voor de heropening is de hele museumcollectie gesystematiseerd en geëtiketteerd, inclusief de schelpenverzameling. Hoewel C.A. Kalbfleisch zelf al overleden was, geeft zijn vrouw een toespraak tijdens deze opening. Dit is allemaal beschreven in de Vlissingse Courant van 6 april 1925.

Verder hebben de schelpen een lange tijd in de openbare ULO aan de Coosje Buskenstraat gestaan. In 1948 leende het museum de schelpen met bijbehorende kast uit aan de school. Dit is te lezen in brief van hoofdonderwijzer J. Waverijn aan de burgemeester (foto). Hij belooft de schelpen in goede staat te zullen bewaren. In potlood staat onderaan dat de schelpen een legaat zijn van oud-wethouder C.A. Kalbfleisch. De ULO verhuisde in 1965 naar een nieuw schoolgebouw. In dat jaar zijn de schelpen waarschijnlijk teruggebracht naar het museum.  

tekening uit het boek van Rumpius van schelpen (18e eeuw)
titelblad van het boek van Rumpius: schaalvisschen
brief waarin de schelpencollectei van Kalbfleisch wordt overgedragen
foto van een schelp